Zaterdag 1 april was het ook voor de Bevers zo ver: de eerste keer varen van het jaar. Ondanks het miezerige, koude weer voeren ze samen met de welpen een rondje om Kaageiland.
Als je bever bent dan is varen nog heel iets anders dan als je bijvoorbeeld verkenner of junior bent. Een bever noemt de Sleper steevast “Stoomboot” en de bestuurder van de Sleper “Kapitein”.
Het varen begint al op de kant met het aantrekken van de knaloranje reddingsvesten, want zonder reddingsvest aan gaan Bevers niet varen. Het is heel verleidelijk om meteen op het fluitje aan het reddingsvest te blazen. Gelukkig hebben we daar een regel voor: “Je mag alleen op het fluitje blazen als je in het water ligt.”
Direct na het instappen volgt doorgaans de vraag of de boot niet om kan vallen of kan zinken. Het eerste is zo goed als onmogelijk. Je kunt een vlet alleen met opzet om laten slaan. Het per ongeluk om laten slaan van een vlet kan alleen in uiterste gevallen. Het laten zinken van de boot is totaal onmogelijk, want een vlet is voorzien van luchtkamers die een vlet drijvend houden zelfs als hij vol ligt met water.
Dan komt het leukste van varen: over boord hangen met je handen in het water. Golfjes maken, de andere bevers natspetteren en kijken of je een vis kunt pakken.
Dat ondertussen de mast omlaag gaat en weer omhoog, de dat de zeilen gehesen worden en het zwaard omlaag wordt gedaan, dat hebben Bevers nooit in de gaten. De boot zeilde zomaar ineens… vanzelf.